RedRunner goes OffRed
Mijn vakcollega Lucas gaat elk jaar met zijn Duitse vrienden met motoren op “Männertour” naar de Alpen. Daarbij gaan ze vooral offroad, wat steeds moeilijker wordt doordat er steeds minder offroad gereden mag worden. Dit jaar heeft Lucas dus voorgesteld om eens in Nederland en België te gaan rijden. Op zoek naar een geschikte locatie inclusief begeleiding kwam hij uit bij Jos van Vugt, die in Oirschot een motorbedrijf runt. Om alvast kennis met Jos te gaan maken zijn Lucas en ik afgelopen zaterdag naar Oirschot geweest. Voor mij was dit een uitgelezen mogelijkheid om mee te gaan en het offroaden eens uit te proberen.
Rond vier uur in de middag komen we op de boerderij annex paardenpension annex motorbedrijf aan. Jos is van het type Neanderthaler, groot, grof gebouwd, schorre stem, maar wel vriendelijk en rustig. Zijn Brabants accent valt mee – ik kan hem (meestal) verstaan.
Jos pakt kleren voor me: een verrassend lichte broek, een shirt, kniebeschermers, een bodyprotector, crosshelm en -bril en een paar crosslaarzen. Die laarzen zijn twee maten te groot, de gesp op de linker wreef kan niet dicht en ze zijn stug als een steen. Het begint bij me door te dringen dat we zo meteen gaan rijden zodat de spanning en mijn hartslag stijgen.
Uitgedost als figuren uit Star Wars lopen we naar de motoren. Lucas gaat op zijn eigen KTM Adventure, voor mij zou er eigenlijk één of andere Honda met elektrische starter zijn, maar die is helaas stuk, zodat ik op de reservemotor van Jos mag. Aangezien ik alle verstand van motoren heb, kan ik vaststellen dat het een Yamaha is en dat hij blauw is. Zo wordt van RedRunner dus BlueBitch.
Met mijn 1,65 m ben ik maar ietsjes kleiner dan Jos…..als ik op het zadel plaats neem heb ik alle ruimte om lekker met mijn benen te bungelen. De instructie is beperkt: het gas erop houden en de koppeling meer laten slippen dan je gewend bent! Oh ja, af en toe zou Jos naar een steen in het gras wijzen, omdat die in de zomer slecht te zien zijn. Met deze hoeveelheid aan informatie moet het haast lukken! Jos trapt de kickstart voor me aan en ik probeer weg te rijden – en dat lukt ook na meerdere keren van uit laten vallen en opnieuw door Jos laten aantrappen. Langzaam rijd ik de honderden meters lange oprijlaan richting straat, zo langzaam als het lukt, want één draai aan de gashendel en de motor schiet voor mijn gevoel naar voren – ietsjes beter doseren dus, RedRunner!
Met z’n tweeën rijden we achter Jos aan, eerst een stuk op de weg, dan slaan we af op een breed zandpad. Het heeft de afgelopen dagen haast niet geregend en het stof waait lekker op. Later gaat Jos zelf aan de kant in het gras rijden en omdat ik alles nadoe vertelt hij mij bij de eerstvolgende stop dat ik maar gewoon op het zandpad moet blijven rijden – hij rijdt alleen maar door het gras zodat wij niet al te veel stof te verduren krijgen: “Laat die Duitser maar stof happen!” grinnikt hij – ik houd wijselijk mijn mond.
Terwijl ik in opperste concentratie rijd, wisselen de verschillende soorten weg elkaar af: brede boswegen, smalle bospaadjes met overhangende takken (weet ik ook meteen waarom ik niet mijn eigen zonnebril mocht gebruiken), langs weilanden, tussen de maïsvelden door en smalle paadjes door de struiken. Als we moeten afslaan steekt Jos telkens zijn voet uit – voor mij het teken om af te remmen, terug te schakelen en zo goed als ik kan de bocht om te rijden. Scherpe draaien waren al tijdens de gewone rijlessen niet mijn sterke punt – en ook hier moet ik vaststellen dat ik nog veel kan leren (Af en toe hoor ik het J-P zeggen: kijk, dáár wil ik rijden). Gelukkig wacht Jos steeds als hij van richting is veranderd en houdt in de gaten of we hem volgen. Eén keer verlies ik hem eventjes uit het oog, denk dat hij links afgeslagen is en rijd ook die kant op. Maar omdat ik hem niet meer zie stop ik en wil terug rijden, maar ja, hoe keer je nu op een smalle weg terwijl je niet eens met de voeten aan de grond komt? Jos komt eraan, keert hem, trapt de intussen weer stilgevallen motor voor me aan en we vervolgen onze weg. Als Jos gaat staan doe ik dat ook maar (tenslotte doe ik alles maar gewoon na), het staande schakelen is aanvankelijk nog moeilijk, maar met verloop van tijd lukt het steeds beter. Die ene plas die we op het bospad tegen komen wordt door Jos gemeden – hier kies ik ervoor om erdoorheen te rijden – ik hoef tóch niet te poetsen!
Hoe langer we onderweg zijn, hoe leuker ik het ga vinden – maar ook hoe zwaarder het wordt. Het moeilijkst vind ik de knippenpaden, die voor mijn gevoel wel erg uitgereden zijn. De juiste manier van gas geven blijkt moeilijk te vinden, maar ik vind een ritme en sla me er dapper doorheen. Langzaamaan gaat mijn linker hand zeer doen van het koppelen. Het makkelijkst zijn de verbindingsstukken op het asfalt – die horen er nou eenmaal bij maar daarvoor zijn we niet gekomen. Jos stelt voor om een terrasje op te zoeken en dat vinden Lucas en ik een uitstekend idee – even rusten! Ja hoor, ook Lucas vindt het vermoeiend! Na een uurtje rijden ben ik al helemaal doorweekt van het zweet en komt mijn sneldrogend ondergoed goed van pas. Een glas koude cola gaat er lekker in en na een kwartiertje rust stappen we weer op.
We gaan weer via allerlei zandpaden en bospaden en komen in de buurt van Veldhoven uit. We gaan een terrein op waar een nieuwe weg aangelegd wordt, rijden over de zandvlakte en komen uit op een parkeerterrein van de supermarkt. We rijden stoep op, stoep af, stoep op, tussen de brievenbus en een paaltje door (Jos past erdoorheen, dus moet dat bij mij ook lukken). Een passerende automobilist kijkt een beetje verwonderd naar ons en ineens wij zitten weer midden in de struiken op een smal pad – zo smal dat ik op een gegeven moment weiger om door te rijden. De grond loopt hier nogal schuin af en ik zie geen enkele kans om zo nodig een voet aan de grond te krijgen en ik wil het ook niet op mijn geweten hebben dat de mannen straks de motor uit de sloot moeten halen. Bij nader inzien was dat een juiste beslissing want een klein eindje verderop hangt er een boom dwars over het pad zoadat ik toch had moeten stoppen. We rijden nu maar een eindje op het naastgelegen fietspad en komen bij het Wilhelminakanaal aan. Dit is een mooi stukje zo langs het kanaal en ik geniet van de omgeving – wouw, ik heb dus ook nog oog voor wat er om me heen is! Uiteindelijk rijdt Jos een talud omhoog naar een onverhard fietspad en steekt meteen tussen enkele betonnen stenen door. Dát waren dus de stenen waar hij het over had - vier stenen dwars over het pad, maar niet evenredig verdeelt. Terwijl ik van het talud omhoog rijd en het fietspad op kom zie ik Jos links tussen de stenen door rijden. Aan de rechter kant is veel minder ruimte en ik vrees dat de doorgang te smal is. Om nog naar links te gaan lukt me niet meer, dus rem ik af en rem mezelf onderuit. Het achterwiel draait naar rechts en de hele zaak kiepert naar links – en ik beland met mijn heup op het voorwiel. Verdorie – moet ík nou weer vallen?! Ik besluit om toe te geven dat ik het toch wel zwaar vind en dat het tijd wordt om te stoppen – hoe leuk het ook is. Jos stelt me gerust, zegt dat we er al bijna zijn en na nog maar een kilometer rijden zijn we weer terug op de boerderij. Verdorie – ik had het dus bijna gered, zonder te vallen!
Ik zet mijn helm af en ondanks het feit dat het best zwaar geweest is komt er een big smile
tevoorschijn. Een blik op de fietscomputer van de motor wijst uit dat we twee uur gereden hebben met een gemiddelde van dertig kilometer per uur. Ik hijs me uit de geleende kleren en kan alleen maar vaststellen: offroad rijden is gaaf, supergaaf! Dit was voor mij zeker niet de laatste keer. En voor Lucas sowieso niet – hij komt in de zomervakantie voor enkele dagen met zijn maten terug.
Voor ons tweeën zit de dag erop – bijna dan, want we moeten nog naar Zeeland terug rijden. Lekker op mijn vertrouwde CB. En wat voel ik me weer een stukje gegroeid!